De motetten van Bach. Prachtige, maar zeker ook complexe muziek waar het om de uitvoering gaat. Een solostem bloeit op, en voegt zich daarna weer in het dubbelkwartet; dubbelkorig in stereo opstelling, gebruikmakend van de ruimte. Een belevenis.
Komm, Jesu, komm BWV 229 (1730)
Johann Sebastian Bach
Ach, wat is de liefde mooi Wereldpremière
Viktor Khioulaphides
Jesu, meine Freude BWV 227 (1723)
Johann Sebastian Bach
Hooglied van Salomo Wereldpremière
Viktor Khioulaphides
Lobet den Hern, alle Heiden BWV 230
Johann Sebastian Bach
Heleen Koele Sopraan
Kristen Witmer Sopraan
Sytse Buwalda Altus
Daniël Elgersma Altus
Dolf Drabbels Tenor
Mattijs Hoogendijk Tenor
Roele Kok Bariton
Michiel Meijer Bariton
Rata Kloppenburg Cello
Mannes Hofsink Orgel
De Cantor
We kennen Bach vooral vanuit zijn rol als cantor
van de Thomaskirche in Leipzig. 27 jaar lang
componeerde Bach kerkmuziek voor zon- en
feestdagen voor maar liefst drie kerken in
Leipzig. Daarbovenop kwamen dan nog de
composities voor bijzondere gelegenheden. Vier
van zijn zes motetten zijn voor begrafenissen
gecomponeerd. Zo ook BWV 229 Komm, Jesu,
komm. Dit motet opent krachtig met een
herhaald ‘Komm’ waarin de gasten welkom
worden geheten. Direct neemt Bach ons mee om
uiteindelijk berusting te vinden.
BWV 227 Jesu, meine Freude is het oudste,
langste, meest complexe, maar ook het meest
bekende motet van Bach, en vormt het hart van
dit programma. Het zou gecomponeerd kunnen
zijn voor de begrafenis van Johanna Maria
Keess, de weduwe van de Leipziger Ober-
Postmeister, op 18 juli 1723. In haar testament
vinden we het verzoek om het koraal Jesu,
meine Freude te laten zingen. Nooit had ze
kunnen vermoeden dat Bach voor deze
gelegenheid één van zijn meest monumentale
koorwerken zou componeren, op basis van dit
destijds al bekende koraal. Bach was pas net
aangetreden in Leipzig, en het uitvoeren van dit
complexe werk, symmetrisch in elf delen door
hem opgezet, was één van de eerste
wapenfeiten van de 38-jarige componist.
Delen
Centraal in de compositie vinden we de fuga: Ihr
aber seid nicht fleischlich, sondern geistlich.
Voor en na de fuga klinken telkens vijf delen,
waarvan telkens het eerste, derde en vijfde
gebaseerd zijn op het bekende koraal van
Johann Crüger; Jesu, meine Freude. In dit motet
zijn tal van voorbeelden van tekstuitbeelding te
vinden, een kunst waarin Bach zich op eenzame hoogte bevond, en nog steeds bevindt. Een
bijzonder voorbeeld is het woord ‘nichts’, dat
Bach uitbeeldt door twee tellen rust na het
woord, waarna het opnieuw zacht wordt
herhaald, wederom gevolgd door twee tellen
rust. De afgrond is hoorbaar in de vele grote
dalende intervallen waarna het leven wordt
geïllustreerd met veel energieke versieringen.
Het derde motet wat zijn weg naar dit
programma heeft gevonden is BWV 230 Lobet
den Herrn, alle Heiden. Het wijkt qua stijl en
opzet af van de vijf andere, ook al doet het qua
kwaliteit niet voor ze onder. Wel is de
toeschrijving aan Bach hierdoor minder zeker, al
wordt die breed aangenomen.
Khioulaphides
De drie motetten worden afgewisseld met werk
van de Amerikaanse componist Viktor
Khioulaphides. Hij componeert speciaal voor de
geboorte van Het Nederlands Bach Consort een
tweeluik dat perfect rondom ‘Jesu meine Freude’
zal passen. Viktor Kioulaphides is in 1961 in Athene
geboren, en in 1979 naar Amerika geëmigreerd om
daar compositie en contrabas te studeren aan de
befaamde Juliard School én Manhattan School of
Music. Hij is een veelzijdig musicus die werkzaam
is als contrabassist, componist en
conservatoriumdocent. Als componist begon hij
met het schrijven van opera’s, muziek voor strijk-
en blaasinstrumenten en enkele composities voor
gitaar. Later kreeg ook de vocale muziek zijn
interesse. Hij componeerde al eerder speciaal
voor countertenor Sytse Buwalda en doet dit nu,
op diens verzoek, graag weer. Viktor Kioulaphides
won al meer dan 20 keer de Ascap-award voor de
internationaal meest uitgevoerde moderne
Amerikaanse componist. Daarnaast ontving hij de
Pablo Casals Award en de Harold Bauer Award.